Een woord over leven en dingen


           

 

Eén talent

        Een man ging naar een ander land. Hij gaf zijn eerste dienaar vijf talenten, de tweede dienaar gaf hij twee talenten, en de derde dienaar gaf hij één talent. Eén talent was gelijk aan één jaarinkomen. De eerste dienaar investeerde de vijf talenten en kreeg er nog vijf bij. De tweede dienaar investeerde de twee talenten en kreeg er nog twee bij. De derde dienaar verborg dat ene talent. Bij zijn terugkeer vroeg de man om een ​​verantwoording van de talenten die hij aan zijn dienaren had gegeven. De eerste dienaar gaf de man tien talenten terug. De tweede dienaar gaf de man vier talenten terug. De derde dienaar gaf precies dat ene talent terug dat hij had gekregen. De man was niet blij met de derde dienaar, hij verwachtte winst van de derde dienaar.

      We hebben allemaal gaven, talenten en capaciteiten die God ons heeft gegeven. Als we voor Hem staan, zal Hij winst verwachten van wat Hij ons heeft gegeven. Sommigen van ons hebben veel gaven en talenten, sommigen hebben een paar gaven en sommigen van ons hebben slechts één gave of talent. Wat voor gaven en talenten we ook hebben, God verwacht een rendement op die gaven en talenten. Zoals alle zakenmensen investeren ze niet zonder winst te verwachten van hun investeringen. God geeft ieder van ons gaven, talenten en bekwaamheden en Hij verwacht een rendement op die investeringen in ons. Als we maar één geschenk hebben, moeten we dat geschenk gebruiken, niet begraven. Sommige mensen gebruiken hun gaven en talenten om beroemd te worden of rijk te worden. Er is niets mis met beroemd zijn of rijk worden. Dat doen we met die eindresultaten. Geven we God de eer, of strijken we de eer op voor die gave? Ongeacht de gaven, talenten of capaciteiten die we hebben, alles komt van God en Hij verdient de winst en de glorie, niet wij. Aan God zij de eer.


      Nieuwe King James-versie
Mattheüs 25:14 ¶ "Want het Koninkrijk der hemelen is als een man die naar een ver land reist, die zijn eigen dienaren riep en hun zijn goederen afleverde.
 15 En aan de een gaf hij vijf talenten, aan een ander twee, en aan een ander één, ieder naar zijn eigen vermogen; en onmiddellijk ging hij op reis.
 16 Hij die de vijf talenten had ontvangen, ging heen en ruilde ermee, en verdiende er nog eens vijf talenten aan.
 17 "En evenzo kreeg hij die er twee had gekregen er ook twee bij.
 18 Maar hij die er een had ontvangen, ging heen en groef in de grond en verborg het geld van zijn heer.
 19 Na een lange tijd kwam de heer van die dienaren en rekende met hen af.
 20 En hij die vijf talenten had ontvangen, kwam en bracht vijf andere talenten, zeggende: Heer, u hebt mij vijf talenten gegeven; zie, ik heb er nog vijf talenten bijgekregen.'
 21 Zijn heer zei tegen hem: Goed gedaan, goede en trouwe dienaar, over weinig bent u getrouw geweest, over veel zal ik u aanstellen. Treed binnen in de vreugde van uw heer.
 22 Ook hij die twee talenten had ontvangen, kwam en zei: Heer, u hebt mij twee talenten gegeven; kijk, ik heb er nog twee talenten bijgekregen.
 23 Zijn heer zei tegen hem: Goed gedaan, goede en trouwe dienaar, over weinig bent u getrouw geweest, over veel zal ik u aanstellen. Ga binnen in de vreugde van uw heer.
 24 Toen kwam hij die het ene talent had ontvangen en zei: Heer, ik wist dat u een harde man bent, die maait waar u niet hebt gezaaid en inzamelt waar u geen zaad hebt uitgestrooid.
 25 En ik werd bang en ging heen en verborg uw talent in de grond. Kijk, daar heb je wat van jou is.'
 26 Maar zijn heer antwoordde en zei tot hem: Slechte en luie dienaar, u wist dat ik maai waar ik niet heb gezaaid, en inzamel waar ik geen zaad heb uitgestrooid.
 27 'Dus je had mijn geld bij de bankiers moeten deponeren, en bij mijn komst zou ik het mijne met rente hebben teruggekregen.
 28 Neem daarom het talent van hem af en geef het aan hem die tien talenten heeft.
 29 Want aan ieder die heeft, zal meer gegeven worden, en hij zal overvloed hebben; maar van hem die niet heeft, zal zelfs wat hij heeft ontnomen worden.
 30 En werp de onnutte slaaf in de buitenste duisternis. Er zal geween zijn en tandengeknars.'